maandag 28 april 2008

Het moet niet altijd de Eiffeltoren zijn

Dertien jaar nadat Peter Vandermeersch erover schreef in De Standaard (Parijs anders bekeken, 15 juli 1995), bezoek ik zijn 'geheim adresje dat ik altijd gekoesterd heb en waar vrienden en vriendinnen van in de wolken zijn' en beaam volmondig dat zijn aanbeveling nog altijd klopt: de Osteria del Passepartout in een bijna onvindbaar straatje vlakbij de Place Saint-Michel (20, Rue de l'Hirondelle, tel : 00 33 1 43 54 15 98) serveert een erg verzorgde Italiaanse keuken voor zeer redelijke prijzen in een gemoedelijke, conviviale sfeer.

Of hoe een artikel in de krant de waan van de dag overleeft en nog lang kan renderen.

vrijdag 25 april 2008

Expo

Voor de zoveelste maal ben ik in London vanwege de Bookfair in Earl's Court. Druk, inspirerend en intrigerend. Goed gebruik makend van het openbaar vervoer, en mits een redelijk strak tempo, kan ik tijdens enkele vrije uren op zondagochtend en donderdagvoormiddag vijf expo's bezoeken die ik hier graag wou zien. Eerst Juan Munoz in het altijd imponerende Tate Modern. Ik wandel nog eens tussen de 100 keramieken mannen zonder voeten die de Spanjaard in 1999 als Many Times neerzette. Ik speur in de spatieuze zalen naar de gelaatsuitdrukking van ingetogen figuren die meestal van me wegkijken. Shadow and Mouth vind ik misschien wel het mooist: een man aan een tafel, wat verderop een andere man op een krukje, zijn geheimen fluisterend in de muur. Dokter en patiënt? Gevangene en ondervrager? Twee broers? Acteurs in een sinistere situatie alleszins.

Dan in datzelfde Tate Modern driemaal Dada: Marcel Duchamp, Man Ray & Francis Picabia. Ik bezwijk onder de weelde van het aanbod. Ik wist niet dat Man Ray zo knap kon schilderen, kende hem enkel als fotograaf. Ik geraak gefascineerd door de machines die Picabia in beeld brengt als werden het levende personages. Samen met Duchamp creëren ze in New York en later Parijs de modernistische Dada-beweging, wat groots artistiek vuurwerk opleverde. Dat wordt hier knap getoond .

Lang geleden dat ik nog eens Tate Britain bezocht (destijds heette het The Tate Gallery, omdat er nog geen andere Tates waren) maar doordat ik enkele maanden eerder in Gent bij de memorabele expo British Vision zo onder de indruk kwam van William Blake, wil ik diens illustraties bij zijn efemere gedichten gaan bekijken in zaal 8. In de shop koop ik de mooie gebonden heruitgave van zijn Songs of Innocence and Experience.

In de metro zie ik kans om er alvast enkele pagina's te lezen en te bekijken. Trafalgar Square baadt in de zon als ik de National Portrait Gallery binnenloop om naar de foto's uit Vanity Fair van 1913 tot nu te gaan kijken. Vooral die van Annie Leibovitz blijven spectaculair mooi, evenals Mario Testino's portret van Diana, of Harry Bensons snapshot van meneer en madam Reagan. Samen met Helmut Newton, Herb Ritts, Irving Penn en vele andere fotografen zorgt dit maandblad voor een iconiserend overzicht van de bekendste mensen en gebeurtenissen van de afgelopen eeuw.

Ik haast me ten slotte naar de kleine Hamiltons Gallery want ik las in de Evening Standard dat daar de ontregelende foto's van Alison Jackson te bekijken zijn. Deze fotografe maakt paparazzi-achtige snapshots van celebrity-lookalikes: is dit de echte Queen Elisabeth die een kroon op het hoofd van het breed lachende Elton John plaatst? Slaat Paul McCartney werkelijk zijn ex-vrouw Heather met haar prothesebeen? Krijgt President Bush zijn Rubik's kubus niet voor mekaar? "I'm mixing the real with the fake because I love the fact you don't know what you're looking at." Lachen!
Ik kan er weer even tegen.

woensdag 23 april 2008

Angele

Ik heb een meneer met een rare stem aan de telefoon, zei mijn dochter pakweg tien jaar geleden op een vroege zaterdagochtend. Dat - toegegeven, enigszins krakende, bijzonder - stemgeluid bleek die van Angèle Barones Manteau te zijn, die een interessant artikel uit The International Herald Tribune onder mijn aandacht wilde brengen, want misschien kon ik het er besproken boek wel in het Nederlands brengen. Ik had Angèle Manteau einde jaren negentig beter leren kennen nadat ik met Maarten Asscher, toen directeur van J.M. Meulenhoff, de overname door Standaard Uitgeverij had beklonken van de uitgeverij die haar naam draagt. Ik bezocht haar enkele keren in haar fraaie landhuis in Gooik en begon met haar te corresponderen over boeken, uitgeven, het vak, de samenleving, ouder worden, jong van geest blijven...
Ik heb het een eer en genoegen gevonden om de uitgeverij - die me ooit inspireerde om zelf te beginnen uitgeven, want als Julien Weverbergh in zijn tijd riep dat Manteau aan de top van de letteren in Vlaanderen stond, dan meende ik het in mijn jongensachtige heftigheid minstens even goed te kunnen doen met Dedalus - te reboosten met nieuw literair talent in combinatie met internationale co-edities in samenwerking met Anthos, De Harmonie en De Bezige Bij, naast heruitgaven van oud goud, en het verder uitbouwen samen met Wim Verheije van het succesvolle thrillerfonds.
Toen ik de overname van Manteau aan het regelen was, werd het fonds door Marc Reynebeau nog getypeerd als het knekelhuis van de Vlaamse literatuur. Nu schittert het huis opnieuw in al haar glorie, dankzij de volgehouden inspanningen van Standaard Uitgeverij. Ik weet dat het Angèle Manteau bijzonder veel plezier deed, ook al was ze sinds jaren een beschouwer op afstand. Dat ze de uitgaven en de evoluties in het vak echter alert op de voet volgde, bleek voortdurend uit haar briefjes en telefoontjes, haar inspirerende commentaren en haar stimulerende aanbevelingen. Ze wilde vooral heel erg graag dat ons beider vriend Pat Donnez nu eindelijk eens naar buiten wilde komen met zijn literaire kunnen, en dat is onlangs toch maar mooi gelukt met alvast 2 prachtige dichtbundels Het is een mooi leven zolang je niet bestaat en Hotemetoten. Hopelijk komen de brieven van Pat aan Angèle ooit voor het ruime publiek te lezen, net als de brieven van haar echtgenoot François Closset.

maandag 21 april 2008

Teuven

Sinds ruim 20 jaar ga ik met ongeveer hetzelfde groepje venten wandelen in de Hoge Venen. In het begin sloot nog af en toe een madam aan, en recent is 1 van mijn kids mee op stap geweest, maar in de regel is het venten onder mekaar. Er is geen waarom, het is zo'n beetje vanzelf ontstaan en inmiddels een mooie, gezonde traditie + een gelegenheid om bij te praten want als drukke veertigers & vijftigers inmiddels zien we elkander minder vaak dan vroeger.

Het begint altijd met een mail die ik rondstuur op zoek naar een geschikte datum. Niet gemakkelijk. Vorig jaar kwam het er allemaal helemaal niet van, en dit jaar kan Boris - onze stafkaart van dienst - niet mee en moet Harry ook verstek geven. Johan, Joris, Ludo, Michel en ik zijn er wel klaar voor. We verzamelen omstreeks negen uur bij Michel voor koffie en koeken. Bij gebrek aan Boris & twijfel over de weersevolutie, beslissen we naar de Voerstreek te rijden. Om halftwaalf parkeer ik mijn bus bij de kerktoren van Teuven. In de stralende zon beginnen we te wandelen. We laten eerst 150 moto's passeren en komen er vervolgens achter dat uitgerekend vandaag de Amstel Gold Race hier in de buurt wordt gereden. Toch hebben we daar al bij al niet zo veel last van, want algauw verlaten we de verharde wegen en klimmen het bos in op weg naar Sippenaeken. Om halftwee picknicken we in een weiland dat over de glooiende heuvels uitkijkt en genieten van de nog immer flink schijnende zon. Broodjes zalm, koffie, water, fruitsap, hier en daar een koffiekoek. Dan zakken we af naar het dorpsterras voor een Grimbergen of thee. Dan stilaan terug, door het Bovenste- en het Onderste Bos. In de lucht ontwaren we geen valk meer, maar 4 helikopters die de race aan het volgen zijn. Om halfzes zijn we terug bij af - en nog steeds brandt de zon. Nog een terras, dus, met decap-orgel. We genieten na van de fijne wandeling en de mooie omgeving, en onze gesprekken over 10 CC, boeken, Vlaams Progressieven, handicaps en ongemakken, Angèle Manteau, de films en tv-programma's van dit ogenblik. We weten nu wat Hugo Claus met Georges Delerue gemeen heeft maar twijfelen nog over de correcte uitspraak van energie en nostalgie en vinden maar niet de oorsprong van de uitdrukking Oostindisch doof zijn. En we duimen voor Harry's snelle herstel.
We spreken met Boris af dat we elkaar 's avonds vinden bij de Zimmertoren in Lier, zodat we met z'n zessen de dag kunnen afsluiten met een eenvoudige doch voedzame maaltijd.


Als ik om elf uur thuis arriveer, voel ik mijn gebruinde facie en kreunende kuitspieren en vind ik in de mail al de foto's die Michel tijdens de wandeling maakte.
Meer is het niet, maar meer moet dat ook niet zijn. 't Kan deugd doen.